Vandaag gaat de tocht van Sankt Goar langs de Lorely, via Oberwesel, Bacharach, Rheindiebach, Niederheimbach, dan met de veerboot over de Rijn naar de andere oever en dan via Lorch naar Assmannshausen. Vandaag loop ik, net als gisteren, weer 27 kilometer. Behalve wat motregen is het weer een stuk beter dan gisteren. Ik volg al dagen de oevers van de Rijn, maar ik ben nog steeds niet uitgekeken op dit stukje werelderfgoed.
In de tijd van paus Adrianus was de Rijn een van de belangrijkste waterwegen van Europa. Wegen waren er nauwelijks, dus voor het transport van graan, zout, laken, hout, wijn en vele andere voedingsmiddelen was men aangewezen op rivieren, ook het personenvervoer ging vaak over het water. Men maakte gebruik van trekschuiten die met touwen werden voortgetrokken door paarden maar soms ook door menskracht, jaagpaden werden aangelegd langs de oevers van rivieren. Die jaagpaden liggen er nog steeds en ik maak er dankbaar gebruik van. Ze zijn keurig vlak en liggen altijd dicht bij de rivier voor het beste uitzicht. De trekschuit werd eeuwenlang gebruikt totdat de veel snellere stoomboten het werk overnamen en meerdere trekschuiten tegelijk stroomopwaarts sleepten.
Reizen was toen nog een hele onderneming, je werd blootgesteld aan weer en wind, niemand had ooit gehoord van planning en tijdschema's, laat staan dat je je reis tot in de puntjes kon voorbereiden. Reizen was avontuurlijk maar ook vol gevaar, je had veel doorzettingsvermogen nodig om je doel te bereiken. Hoe anders is dat in deze moderne tijd, vandaag de dag stelt reizen niet zoveel meer voor, mensen zoeven voorbij in comfortabele auto’s met airconditioning of maken een vakantie reis met een camper waarbij ze van alle gemakken zijn voorzien.
Vandaag wandel ik voorbij de Lorely, een 132 meter hoge rots langs de rechteroever van de Rijn. Op dit punt maakt de Rivier een scherpe bocht en wurmt zich door een vernauwing rond een klif. De Rijn is hier op zijn smalst (slechts 113 meter), maar met 25 meter ook op zijn diepst, met gevaarlijke stromingen tot gevolg. De vele schepen die hierdoor vergaan zijn, vormen voer voor legendes en verhalen. Heden ten dage wordt nog steeds voor de passage gewaarschuwd. Nog in januari 2011 veroorzaakte een ongeval met een schip met 2.400 ton zwavelzuur grote problemen.
Uit oude volksverhalen is bekend dat dit gebied werd bevolkt door nimfen. Toen steeds meer mensen de oevers begonnen te bewonen, werden de nimfen verjaagd. Slechts één nimf bleef achter. Zij kon geen afscheid nemen van de Rijn en vestigde zich op de hoge rots, vanwaar ze uitzicht had over de hele rivier. Met haar prachtige, treurige zang, haar schoonheid en haar lange, gouden haren wist zij de schippers te betoveren, die de aandacht voor hun schepen verloren en door de sterke stroom op de rotsen liepen. Dit verhaalmotief kennen we overigens uit de Griekse mythologie. Velen verloren hierbij het leven. Op zekere dag wilde een jonge ridder, de zoon van graaf Palatinus, het meisje eens van dichtbij bewonderen. Hij besloot met zijn schildknaap een tocht naar de rots te ondernemen, maar zoals zovelen vóór hem raakte hij betoverd door haar gezang en ook hij kwam om toen zijn bootje op de rotsen te pletter sloeg. De schildknaap wist zich echter te redden en bracht het droeve nieuws aan de graaf. Vol van woede en verdriet beval hij zijn mannen de nimf van de rots te gooien, zodat ze zou verdrinken, net als al haar slachtoffers. Toen de nimf de soldaten van de graaf zag naderen, wierp ze haar halsketting in het water en zong ze nog een laatste lied. Daarop kwamen er grote golven uit de Rijn die haar meevoerden, waarna de nimf voor altijd verdween. Deze legende is de basis geweest voor een groot aantal gedichten, films en muzieknummers.
Ich weiß nicht, was soll es bedeuten,
Daß ich so traurig bin,
Ein Märchen aus uralten Zeiten,
Das kommt mir nicht aus dem Sinn.
Die Luft ist kühl und es dunkelt,
Und ruhig fließt der Rhein;
Der Gipfel des Berges funkelt,
Im Abendsonnenschein.
Die schönste Jungfrau sitzet
Dort oben wunderbar,
Ihr gold'nes Geschmeide blitzet,
Sie kämmt ihr goldenes Haar,
Sie kämmt es mit goldenem Kamme,
Und singt ein Lied dabei;
Das hat eine wundersame,
Gewalt'ge Melodei.
Den Schiffer im kleinen Schiffe,
Ergreift es mit wildem Weh;
Er schaut nicht die Felsenriffe,
Er schaut nur hinauf in die Höh'.
Ich glaube, die Wellen verschlingen
Am Ende Schiffer und Kahn,
Und das hat mit ihrem Singen,
Die Loreley getan.
Gedicht van Heinrich Heine.
1 opmerking:
mooie én interessante post Ad !
Lorelei, je zult Wagner en zijn opera's ook nog wel tegenkomen, de Rijn speelt daar ook een rol in.
Zo te lezen geniet je van je tocht.
Viel Spass.
Een reactie posten