zondag 15 augustus 2021

Adrianus, deel I

Paus Adrianus VI is de enige paus die de Nederlanden in al die eeuwen geleverd heeft. Zijn pontificaat duurde ruim 20 maanden, hij stierf op 14 september 1523, precies 435 jaar voor mijn geboortedatum. Het nieuws van zijn overlijden werd met gejuich ontvangen in de straten van Rome en nog meer in het Vaticaan en de paleizen van de kardinalen. Niet omdat Adrianus een slechte paus was, integendeel. Volgens vele kerkhistorici is hij zowat de enige respectabele kerkleider in die periode voor het Concilie van Trente. Toch was Adrianus niet geliefd? In deze belangrijke periode in de geschiedenis, toen Maarten Luther en Desiderius Erasmus de tijdgeest deden kantelen, was het noodzakelijk om resoluut op te treden tegen de misstanden binnen de kerk. Adrianus deed dat, hij zette de lijnen uit voor een grondige hervorming, maar kreeg helaas geen voet aan de grond.

In het volgende verhaal probeer ik de omstandigheden en het leven van Adrianus te schetsen zodat duidelijk wordt wat hem dreef en hoe het pausdom hem overkwam.


In de tijd van Adrianus kwam de de Renaissance in Italië tot bloei. Na een periode van donkere eeuwen was een nieuwe gouden eeuw begonnen. Geleerden, heersers en kunstenaars hadden grote bewondering voor de cultuur van de oude Grieken en Romeinen en vonden dat deze nagevolgd en overtroffen moest worden. Hun tijd zou dan niets minder zijn dan een 'wedergeboorte' van die gouden periode 'de klassieke oudheid'. In mijn blog heb ik het fraaie stelletje renaissancepausen al een paar keer de revue laten passeren. Toen al werd er kritiek geleverd op deze mannen, bijvoorbeeld door Erasmus die in zijn ‘lof der zotheid’ van leer trekt tegen een van de bekendste renaissancepausen; paus Julius II, die de bijnaam ‘il terribele’ ofwel ‘de verschrikkelijke’ had.


Tijdens mijn voetreis heb ik me kunnen verdiepen in de pausen van die tijd. Zet je de levenswandel van Sixtus IV (1471-1484), Innocentius VIII (1484-1492), Alexander VI Borgia (1492-1503), Julius II (1503-1513), Leo X (1513-1521) en Clemens VII (1523-1534) achter elkaar op een rij dan voel je je maag omkeren van weerzin. 


Paus Sixtus IV is zo wreed als hij eruitziet.


Paus Julius II; vergeleken met de ezels van het pauselijk secretariaat was hij een leeuw.

Het was een zooitje daar in het Vaticaan, een wantoestand die zichzelf in stand hield. Hervormingen waren niet te verwachten, want corrupte pausen creëerden corrupte kardinalen door toedoen van enorme zakken geld. Deze verdorven en uitbundig in weelde zwelgende stel mafkezen kozen weer nieuwe pausen die uiteraard net zo corrupt waren. Allen joegen wereldse geneugten na, smeten met geld en lieten kunstenaars de prachtigste tombes ontwerpen om hun namen te vereeuwigen. Bovendien waren ze blind voor de tekenen van hun tijd, overtuigd als ze waren van hun heiligheid en onschendbaarheid. Door de status van hun ambt stonden ze ver boven alles en iedereen, zodat ze doof waren voor de roep om hervormingen van de bevolking. De enige positieve uitzondering is onze Adrianus die een buitenstaander was en onverwacht tot paus werd uitgeroepen terwijl hij nog nooit in Rome was geweest.


Adrianus wordt door de Duitsers ook wel 'Deutsche Papst' genoemd en ligt begraven in de Duitse Roomse Kerk. Maar Adrianus werd geboren in Utrecht. Utrecht maakte toen deel uit van het Heilige Roomse Rijk en dat is de voorloper van het huidige Duitsland. Maar dat maakt hem nog geen 'Duitse paus'. Adrianus zette nooit een voet in wat nu Duitsland is.


Adrianus VI, geschilderd door Jan van Scorel in 1523

Adrianus Florenszoon werd geboren op 2 maart 1459 in Utrecht. Zijn vader was timmerman en leefde in redelijke welstand. Adrianus is dus van eenvoudige afkomst, er zijn later pogingen gedaan om hem een adellijke of patricische stamboom te geven, maar dat is nooit gelukt. Zo kom je door die pogingen vaak zijn achternaam D'Edel of Dedel tegen, evenals de familienaam Boeyens. Adrianus zelf signeerde zijn stukken altijd met alleen Adrianus Florentii of Adrianus de Traiecto, wat aangeeft dat hij geen echte familienaam had. Dat was toen niet uitzonderlijk in de noordelijke Nederlanden.

Hij was een intelligente jongen, na zijn basisvorming in Utrecht stroomde Adrianus al op jonge leeftijd door naar een befaamde Latijnse school in Zwolle. Daar kwam hij in aanraking met de Moderne Devotie, een nieuwe stroming in navolging van Geert Grote en Thomas a Kempis, waarin de nadruk werd gelegd op vroomheid als basis voor een geestelijk leven.


Adrianus vertrekt op zeventienjarige leeftijd op 1 juni 1476 naar Leuven, een belangrijke stap in zijn leven. Hij gaat studeren aan een van de vier Leuvense pedagogieën, die van Het Varken, genoemd naar de huisnaam van het gebouw waarin het gevestigd was. In die tijd was het gebruikelijk dat jonge en niet onbemiddelde studenten in hetzelfde gebouw woonden en studeerden, ter voorbereiding op verdere studie aan de hogere faculteiten, zoals kerkelijk recht en theologie. In 1478 wordt Adrianus gepromoveerd tot ‘primus tot magister artium’ en gaat daarna verder in de theologie, een studie die toen zo'n twaalf jaar in beslag nam. Pas op 18 juni 1491 behaald Adrianus zijn doctoraat in de theologie.

Pedagogie het varken,
Motto; Porcus Alitalia doctors
‘Het varken voedt de geleerden’.

Tijdens deze lange studie werd hij financieel ondersteund door de adellijke familie van Marselaer, die hij later als hij paus is terugbetaalde door drie zonen van deze familie in dienst te nemen. Zijn doctoraatsstudies werden ook ondersteund met een toelage van Margaretha van York, de overgrootmoeder van Karel V. Hier zien we voor het eerst een band tussen Adrianus en de heersende klasse. Maar Adrianus begint ook zijn eigen inkomen op te bouwen in de vorm van beneficies, inkomsten uit kerkgelden. Hij ontving beneficies van de Sint-Pieterskerk te Utrecht en van de Sint-Pieter te Leuven met het verlenen van assistentie. Op 30 januari 1490 wordt Adrianus toegelaten als docent aan de universiteit, wat hem ook nog een aardig inkomen oplevert. In de loop der jaren ontwikkelde hij zich tot een vooraanstaand theoloog en in 1498 werd hij benoemd tot deken van het Sint-Pieterskapittel in Leuven.


Als deken was hij de hoogste geestelijke van de stad Leuven, in welke hoedanigheid hij regelmatig bijeenkomsten van de Leuvense geestelijkheid organiseerde waarin hij probeerde hervormingen door te voeren in de geest van de Moderne Devotie. Dat dit nodig was, blijkt uit een destijds opgetekende anekdote over een poging tot vergiftiging van Adrianus door de minnares van een van de kanunniken, zijn arts wist zijn leven nog net te redden.

Als deken was Adrianus ook vice-kanselier van de universiteit. De kanselier was verantwoordelijk voor het toekennen van de academische graden, maar omdat de provoost, de eigenlijke kanselier, maar zelden in de stad aanwezig was, nam de vice-kanselier zijn plaats in. In deze rol spande Adrianus zich in om Desiderius Erasmus een hoogleraarschap aan te bieden toen hij zich in 1502 in Leuven vestigde. Erasmus weigerde overigens.


Door het uitstekende werk dat Adrianus verricht, valt hij ook buiten de universiteit al snel op. Op dat moment is de politieke situatie nogal complex, ik leg het even beknopt uit. 

Maria van Bourgondië, de oma van Karel V en vorstin van de Bourgondische Nederlanden, stierf heel jong, ze was pas 25. Haar zoon en opvolger Filips de Schone was pas 4 toen zijn moeder stierf, dus nam zijn vader Maximiliaan van Oostenrijk zolang het regentschap over de Nederlanden waar. Toen Filips 16 werd, werd hij meerderjarig verklaard en nam het regentschap over de Nederlanden op zich. Maar ook hij stierf veel te jong op 28-jarige leeftijd. Tien jaar eerder was hij getrouwd met Johanna van Castilië, die later Johanna de Waanzinnige zal worden genoemd. Met dit huwelijk ontstond de verbintenis tussen Nederland en Spanje. Naar mijn mening was er niets mis met Johanna, ze was hoogstens een beetje direct en excentriek, maar de mannen om haar heen zette haar buiten spel als erfgenaam van de Spaanse erflanden, door haar te betitelen als waanzinnige.


Maria van Bourgondië 

Johanna de Waanzinnige


Zoontje Karel van Filips en Johanna was pas zes toen zijn vader stierf, dus nam zijn grootvader Maximiliaan het regentschap van Spanje en Nederland weer over. Maar deze keer liet hij zich vertegenwoordigen door Margaretha van Oostenrijk, de zus van Filips de Schone en dus de tante van Karel. Volgen jullie het nog? Margaretha woonde in Mechelen en kende de talenten van Adrianus goed. In 1506 benoemde ze Adrianus tot haar raadgever en stelde hem daarnaast aan tot opvoeder van de kleine Karel. Gaandeweg koste het werk aan het hof Adrianus zoveel tijd dat hij in 1515 zijn functies in Leuven op moet geven, ook omdat hij er nog een belangrijk klusje bij kreeg. Terwijl het regentschap van de Bourgondische Nederlanden in handen was van Karels tante als plaatsvervanger van zijn opa, was in Spanje het regentschap van Castilië en Aragon in handen van zijn andere opa, Ferdinand van Aragon, de vader van Johanna de Waanzinnige. Ferdinand had niet Karel op het oog als erfgenaam van de Spaanse landen, maar de jongere broer van Karel, met ook de naam Ferdinand, die geboren en getogen was in Spanje. Dus werd Adrianus in 1515 naar Spanje gestuurd om ervoor te zorgen dat Karel de opvolger van de Spaanse erflanden zou worden en niet zijn broer, die hij overigens nog nooit ontmoet had.


Ondanks veel geaarzel van de koning, weet Adrianus hem begin januari 1516 te overtuigen om toch Karel als zijn opvolger in de Spaanse monarchie te aanvaarden. Net op tijd, want op 23 januari 1516 overlijd Ferdinand van Aragon. Op verzoek van Karel neemt Adrianus het regentschap van de Spaanse erflanden op zich. Maar hij wordt gedwarsboomd door de invloedrijke kardinaal Ximenes de Cisneros. Adrianus vermijdt wijselijk de confrontatie en concentreert zich op kerkelijke zaken, terwijl Cisneros de politiek onder controle heeft. Tegelijkertijd beklimt Adrianus de kerkelijke hiërarchische ladder. Om ervoor te zorgen dat Adrianus zich tegen kardinaal Cisneros kon handhaven, heeft hij kerkelijke functies en waardigheden nodig, de rang van deken van het Leuvense Sint-Pieterskapittel verbleekt tegenover Cisneros' kardinalaat. Karel wend zijn invloed aan en al snel wordt Adrianus benoemd tot grootinquisiteur voor Aragon, Navarra en Valencia. Ook in Rome heeft Karel zijn connecties en in augustus 1516 wordt Adrianus bisschop van Tortosa. Karel wendt zich opnieuw tot de paus en, op zijn uitdrukkelijk verzoek, wordt Adrianus een jaar later tot kardinaal benoemd. Nu is hij wel partij voor Cisneros. Na de dood van Cisneros in 1518 wordt Adrianus ook grootinquisiteur van Castilië en Leon en is daarmee de eerste grootinquisiteur voor heel Spanje. Dat is snel gegaan, zonder dat Adrianus enig moment dit soort ‘belangrijke’ functies met dito inkomsten nastreefde.

Karel, 16 jaar oud, aanvaardt de troon

Intussen was Karel zelf in Spanje aangekomen. Hij liet zich overal inhuldigen en had niet in de gaten dat de onrust onder de bevolking en de adel toenam. Die zagen hoe de raadsheren van Karel uit de lage landen zich vestigden in posities die eerder door Spanjaarden werden ingenomen. Langzaam dreigde een uitbarsting maar voordat het zover was, kreeg Karel het bericht dat hij tot keizer was verkozen. In 1520 spoedde Karel zich naar Aken, waar hij tot keizer werd gekroond. Adrianus bleef in Spanje als regent namens Karel. Nauwelijks was Karel vertrokken of de opstand brak uit. Deze revolutie is bekend geworden als de Comuneros-opstand. Aanvankelijk zat Adrianus in de val. De opstandelingen verenigden zich rond de moeder van Karel, Joanna de Waanzinnige, die ze erkenden als de rechtmatige koningin. Geleidelijk aan wist Adrianus het tij te keren, onder meer door zelf in de grootst mogelijke soberheid te leven zodat hem niets te verwijten viel. Maar hij benoemde ook twee Spaanse Grandes als medegouverneurs, waardoor de aanleiding voor de opstand werd afgezwakt. Door zijn doordachte en evenwichtige aanpak begon ook de hogere adel afstand te nemen van de opstand. Als gevolg hiervan slaagden Adrianus en zijn metgezellen erin de opstand in 1521 te bezweren en bewees Adrianus dat hij een zeer succesvol regent was door de Spaanse bezittingen voor Karel te behouden en zijn gezag in Spanje te vestigen. Dit heeft ongetwijfeld een groot gewicht in de schaal gelegd voor latere ontwikkelingen.

De leiders van de Comuneros maakten ook ruzie met Frankrijk over Navarra, een landstreek waar al eeuwenlang om getwist werd. In 1522 was Adrianus in Vitoria, de hoofdstad van Baskenland, om de verdediging voor te bereiden tegen de Fransen die Navarra dreigden binnen te vallen, toen een bericht uit Rome hem bereikte dat zijn leven op zijn kop zette.

Geen opmerkingen: